De digitale metaaldetector in de archeologie - Detect Metaaldetectors
Menu
EUR
De digitale metaaldetector  in de archeologie

De digitale metaaldetector in de archeologie

Door: Wil Kuijpers /DDA Reacties: 0

Vanaf 1976 kwamen er goed bruikbare hobby metaaldetectoren beschikbaar op de Nederlandse markt. In die tijd was de aandacht van detectorfabrikanten volledig gericht op de werking en kwamen gebruiksgemak en comfort van de detector achter in de rij. Na een aarzelende start groeide het aantal gebruikers gestaag en was het zoeken met een metaaldetector als hobby een feit. Gebruikers toonden al snel aan dat ze nog vele metaalvondsten konden bergen op terreinen na beëindiging van archeologische opgravingen. Op en bij de dichtgegooide putten en vlakgemaakte storthopen kwamen nog bijzondere voorwerpen naar boven. Dat leverde onder archeologen in eerste instantie enige weerstand tegen het fenomeen ‘metaaldetector’ op. Zeker toen onverlaten in opgravingsputten gingen graven was het oordeel van een groot aantal archeologen over de gebruikers én metaaldetectoren snel negatief gevormd. In de professionele archeologie deed de metaaldetector mede daarom pas in de jaren 90 structureel zijn intrede. In de tussentijd was ook de detector wat verder geëvolueerd ten aanzien van techniek en ergonomie. Decennia later is de metaaldetector volledig geaccepteerd als een belangrijk stuk gereedschap in de tas van de archeoloog. Dat bewijst onder andere ook de KNA-Leidraad Metaal1 (2021) met de nodige informatie over metaaldetectie. Zo staan in de bijlage van deze leidraad aanvullende toelichtingen over de werking van een detector, de gewenste detectie-uitrusting voor professioneel onderzoek en de toepassing in het veld. Het zoeken met een metaaldetector vereist een onbezwaard gemoed ’

Vanaf de jaren 90 zijn de analoge detectormerken C-Scope en Tesoro het meest populair bij opgravingsinstanties. Vooral de Tesoro stond bekend als een eenvoudig te bedienen, degelijk en betrouwbaar apparaat. Echter deze apparaten hebben al enige tijd hun houdbaarheidsdatum overschreden en ‘sterven’ van lieverlee uit. Zelfs de fabrikant van Tesoro is inmiddels op de fles gegaan. Dat geeft soms nog de treurige aanblik van een ooit roemrijke metaaldetector die in deplorabele staat tegen de wand van een opgravingsput staat te verregenen. Er is dus niet aan te ontkomen dat opgravende archeologische instanties moeten overschakelen op digitale metaaldetectors.

In dit onderhavige artikel wordt dieper ingegaan op het gebruik van de digitale detector in de archeologie. Er wordt een keuze gemaakt voor een voor de archeologie geschikt merk en type metaaldetector. Daarbij worden de verschillende bruikbare detectorprogramma’s voor archeologische doeleinden besproken. In het laatste gedeelte wordt een overzicht gegeven van de gemakkelijke en moeilijk te vinden archeologische metaalhoudende voorwerpen en de daarmee verband houdende val- kuilen. Het artikel wordt afgesloten met suggesties voor de gebruiker ten aanzien van beheer en het dagelijks gebruik van de digitale detector.

TOENAME AAN METAALVONDSTEN

Metalen voorwerpen hebben meestal een andere functie en vorm dan (bijvoorbeeld) aardewerk of bot en zijn vaak goed dateerbaar. Door de inzet van metaaldetectoren is de dateerbaarheid van de vindplaats toegenomen en worden er meer en andere aspecten van het verleden belicht dan voorheen. De introductie van metaaldetectoren heeft voor een enorme toename aan metaalvondsten gezorgd binnen het archeologisch onderzoek, vooral in de vorm van kleine vondsten als munten, spelden, knopen, spijkers en gespen. Door de oprichting van PAN - een initiatief van de VU Amsterdam - zijn ook nog eens door detectorzoekers inmiddels zo’n ruim 150.000 vondsten geregistreerd.

De detector kan in de archeologie onder andere gebruikt worden:

  • Vanaf het maaiveld vóór de aanleg van de putten
  • Op verschillende niveaus tijdens de aanleg met de graafmachine;
  • Tijdens het handmatig verdiepen;
  • Op de stort en in de grond uit de sporen
  • Na het dichtgooien van de opgravingsputten
  • Voor het opsporen van vondsten op grote afgelegen terreinen zoals bijvoorbeeld Romeinse mars kampen.

In de huidige praktijk wordt de stap ‘na het dichtgooien van de opgravingsputten’ veelal niet uitgevoerd. Voor de beste informatiewaarde van het gravend onderzoek is het echter belangrijk om dit wel te doen, omdat er diverse voorbeelden zijn van waar na afloop van het onderzoek detectorzoekers bijzondere vondsten hebben gedaan.

AFSCHEID VAN DE ANALOGE METAALDETECTOR IN DE ARCHEOLOGIE, MAAR WAT NU?

Het ‘uitsterven’ van de oudere analoge apparaten is een feit. Dit betekent dat opgravingsinstanties moeten overschakelen op nieuwe digitale detectors. En dat brengt de nodige vragen met zich mee. Het is dan niet meer eens in de maand wat nieuwe batterijen plaatsen, aan een paar knoppen draaien en hollen met de geit. De digitale detectors vragen een ander manier om mee om te gaan. Ze gebruiken meer power, krijgen updates en de hoeveelheid verschillende instelmogelijkheden is indrukwekkend. De detector fabrikanten willen immers al hun klanten bedienen met mogelijkheden voor verschillende wensen afhankelijk van wat de gebruiker wil vinden: Australische nuggets, Europese dunne zilveren muntjes of dikke Amerikaanse zilveren dollars? Het moet allemaal kunnen met de moderne detectors en dat kan dan ook. De meeste moderne detectors hebben een aantal standaard pro- gramma’s zodat ook de nieuweling in elk werelddeel de detector kan oppak- ken en succesvol kan zoeken naar zijn wensen en omstandigheden. Echter in deze standaardinstellingen zitten niet de juiste instellingen voor gebruik in de archeologie. Deze zullen zelf ingesteld moeten worden in de optionele programma’s.

Welke digitale Metaaldetector?

Slechte detectoren worden niet meer gemaakt op het Chinese speelgoed na. De bekende topmerken Nokta, Minelab en XP ontlopen elkaar nauwelijks wat betreft prestaties. Echter niet alle typen van deze merken zijn geschikt voor de archeologie. De KNA leidraad stelt dat: ‘voor gebruik tijdens archeologisch gravend onderzoek een kwalitatief goed instapmodel meestal voldoende is’. 2 Echter de huidige instapmodellen hebben veelal een vaste en te grote zoekspoel voor optimaal gebruik in de archeologie. Ook missen ze de nood- zakelijke zelf in te stellen programma mogelijkheden voor gebruik in de archeologie. Bovendien zijn ze niet allemaal waterdicht.

Welke moderne detector is geschikt voor de archeologie? De Deus II van het merk XP is een goede keuze gebleken. Waarom? • Ergonomisch, de Deus II is ultralicht, geen verzuim van medewerkers met overbelaste gewrichten. • De koptelefoon is niet volledig omsloten. Daardoor blijft goed contact met de omgeving (collega’s - graafmachine) mogelijk. • Waterdicht, geen gedoe meer met plastic zakken zoals bij de analoge detectoren. • Draadloos, zowel de spoel, het elektronisch kastje als de koptelefoon. Daardoor is de steel met spoel makke- lijk ook wat verder weg neer te leggen zonder verbonden te zijn met draden die altijd ergens achter blijven haken. • De detector is in te stellen met 10 standaard programma’s en 10 optionele, zelf in te stellen programma’s. Met name de 10 optionele pro- gramma’s zijn goed bruikbaar voor de archeologie. • Eenvoudig op te laden, ingebouwde accu’s die voldoende lading hebben voor meer dan een dag zoeken. • Degelijk en betrouwbaar gebleken. De garantie is 5 jaar met een snelle reparatieservice. • Werkt met losse modulen, zoals de losse spoel, elektronisch kastje en koptelefoon. Door de losse modulen zijn deze eventueel makkelijk en snel te repareren en/of te vervangen. • Een aantal archeologen met een eigen detector hebben inmiddels gekozen voor deze XP Deus. Vooral het gebruiksgemak zonder draden en de ergonomie van de Deus II is een pre. Het elektronisch kastje kan eventueel los in de zak worden gedra- gen. Dan heeft men alleen de steel en de spoel in de hand. Men kan dus een hele dag ontspannen zoeken met weinig belasting voor arm/schouder. De aan te bevelen grootte van de zoek- spoel is voor de archeologie ca. 22 cm (9 inch). Alleen op hele grote vondstlocaties met heel weinig signalen is een spoel van 27 cm ietsje handiger omdat deze per zoekslag wat meer grond be- strijkt. Met een grotere spoel kan je dus wat sneller meters maken, maar deze is wel iets zwaarder.

Dieptebereik van Metaaldetectors

Bij hobbyzoekers is het dieptebereik heilig verklaard. Echter het dieptebereik is voor de archeologie veel minder belangrijk. Alle topmodellen moeten bij het gebruik in de archeologie hun gevoeligheid zelfs terugdraaien! Door het gebruikte systeem van vlaksgewijs ontgraven tijdens een archeologisch onderzoek is een groot dieptebereik vaak niet wenselijk, doordat hierdoor de relatie tussen vondst en context verstoord kan worden. Over het alge- meen wordt het vlak ca. 5 cm per keer verdiept door de graafmachine. Een detector ingesteld met een te groot dieptebereik kan vondsten al heel diep signaleren. Bij het opgraven in het diepe gat kun je dan niet met zekerheid vaststellen in welke bewoningslaag de vondst ligt. Het grote voordeel van het terugdraaien van de gevoeligheid is dat de detector extra stabiel functioneert met minder storingssignalen en nauwkeuriger discrimineert.

ZOEKPROGRAMMA’S

De te gebruiken zoekprogramma’s moeten zelf ingesteld worden op de detector. De instellingen voor de verschillende archeologische programma’s zijn terug te vinden in bijgaand schema. De volgende zoekprogramma’s komen in aanmerking voor het gebruik in de archeologie:

  • Programma A voor de ijzertijd en bronstijd. Dit programma heeft de laagste discriminatie, daardoor is het mogelijk om naast het ijzer ook ijzer- en bronstijd aardewerk scherven te signaleren. Deze scherven zijn metaalhoudend. Men kan daardoor ook op tijd gewaarschuwd worden voor de aanwezigheid van grotere fragmenten (potten) van dit kwets- bare aardewerk.
  • Programma B voor middeleeuw- se- en Romeinse buitengebieden + stort. In dit programma staat de discriminatie zo ingesteld dat micro-ijzer en roestdeeltjes vrij- wel worden genegeerd. Daarmee wordt dan ook het aardewerk genegeerd. Ook geschikt voor het vinden van kleine muntjes zoals minimissimi, sceatta’s en dunne zilveren middeleeuwse penninkjes.3
  • Programma C voor middeleeuw- se- en Romeinse bewoningslagen en nederzettingen + stort. Vanwege het vele ijzer zijn dit plaatsen waar het discriminatievermogen van een detector zwaar op de proef wordt gesteld. Min of meer complete ijzeren spijkers en ander niet te groot ijzer worden in dit programma niet helemaal gediscrimineerd, maar wel aangegeven met een zachte lage toon.
  • Programma D voor de rooflaag voor en na de opgraving. In dit programma wordt ijzer en cokes genegeerd.
  • Programma E voor het opsporen van vondsten op grote afgelegen terreinen zoals bijvoorbeeld Romeinse marskampen. De detector staat in dit programma op vol ver- mogen voor een maximaal dieptebereik met enige discriminatie van micro-ijzer en roestdeeltjes.

PROGRAMMA KIEZEN EN KLAAR

In de praktijk kiest men dan - passend bij de betreffende type opgraving - het programma A, B, C, D of E. De detector onthoudt het laatst ingestelde programma, zodat tijdens het gehele onderzoek het alleen een kwestie is van de detector aan- en uitzetten. De Deus II detector heeft vele instelmogelijkheden. In het bij- gaande schema staan de belang- rijkste instellingen vermeld bij het desbetreffende type opgraving.

Door voortschrijdend inzicht in het algemeen en persoonlijke ervaringen kunnen deze waarden worden aan- gepast. Tijdens het zoeken kunnen instellingen natuurlijk worden aangepast aan de zoekomstandigheden ter plaatse. Echter wanneer deze verander- de instellingen niet in het programma worden opgeslagen, zijn deze waarden bij het uitzetten van de detector weer verdwenen. NB 2: Het voert te ver om in dit artikel dieper in te gaan op alle instellingen. Bestudeer daarvoor de handleiding van de detector en bekijk op YouTube de Metal detecting Skill School Video's.4

Programma

VDI

De term ‘VDI’ staat voor ‘Visual Discrimination Indication’. Dat is - naast het horen van een toon in de koptelefoon - het getal dat duidelijk zichtbaar wordt op de display van een metaaldetector als zich een metaalhoudend voorwerp onder de schotel bevindt. Dat getal kan extra informatie geven over het in de grond aanwezige voorwerp. Afhankelijk van de positie van het voorwerp ten opzichte van de spoel kunnen de getallen wat verschillen. Het hoogste en laagste VDI-nummer van een voor- werp staat aangegeven in de tabel. De hoogte van de getallen is afhankelijk van: - het materiaal: brons en zilver hebben een hogere VDI dan goud; - de vorm: een gesloten ring geeft een veel beter signaal dan een open ring; - de massa van een voorwerp: hoe meer massa hoe hoger de VDI; - de stand van het voorwerp in de grond.

Vanwege de huidige laagfrequente detectors is het waarschijnlijk dat dit type Romeinse dunne fibula met een ijzeren kern in de brede veer rol (nr. 5) tegenwoordig vrijwel niet meer worden gevonden. Dit geldt ook voor dit Romeinse ijzeren ringetje (nr.6) met bronzen plaatje met een VDI van 7.

Tabel 1 Tabel 2

BIJ TWIJFEL ALTIJD GRAVEN!

In het schema ligt een kantelpunt rond de visloden (VDI 46-48). Daarboven zijn de voorwerpen met een hogere VDI die door de meeste zoekers nog wel worden gevonden. Bij de voorwerpen met een lagere VDI ligt het voor de hand dat deze bij haastig en slordig zoeken als eerste worden gemist. De lastigste voorwerpen om te vinden hebben spiraalvormen, zijn klein, dun, zijn samengesteld uit verschillende metalen of hebben een combinatie van deze factoren.

De Deus II is een detector die heel goede informatie geeft over een voor- werp door middel van het geluid, de toon. De VDI-nummers op de display zijn niet meer dan een hulp. De nummers zijn meestal in overeenstemming met de toon, maar soms ook niet. De gulden regel is dan ook: bij twijfel, altijd graven!

STAPPENPLAN BIJ STORING (EMI)

Door nabije hoogspanningsmasten, elektromotoren, aggregaten, gebouwen en in stedelijke gebieden kan de detector last hebben van EMI (Electro- magnetic interference). Dat geeft luide, irritante brom- en kraakgeluiden in de koptelefoon. De moderne Multi-frequentie machines (zoals ook de Deus II) zijn daar gevoeliger voor omdat ze op meerdere frequenties tegelijk uitzenden en ontvangen. Om dat probleem te tackelen is er het volgende stappenplan: 1. Houd de knop rechtsboven van het elektronische kastje van de Deus II enkele seconden ingedrukt. De detector scant dan automatisch enkele vlak naast elkaar gelegen frequenties en blijft dan staan op de frequentie met de minste EMI. 2. Verminder zo nodig de gevoeligheid van 95 naar bijvoorbeeld 85.

Bij nog te veel EMI:

  1. Kies bij de Deus II programma nr. 7: MONO. Dit programma werkt net als de Deus I met een enkele hoofdfrequentie. Zoek met de plus en min toetsen naar de beste hoofdfrequentie met de minste EMI.
  2. Gebruik daarna nogmaals de scan- functie.
  3. Eventueel kan de gevoeligheid nog verder verminderd worden tot ca. 85.

GEKWALIFICEERDE PERSONEN VOOR DETECTORGEBRUIK

‘Goed zoeken’ houdt in de eerste plaats in dat het gebeurt door gekwalificeerde personen, want niet iedereen heeft de juiste zoektechniek en kan de detector juist instellen voor de betreffende opgraving! De detector en bijbehorende accessoires moeten ook onderhouden worden. Daarom is het ook belangrijk dat een aangewezen persoon verantwoordelijk is voor de metaaldetector(en). Het gaat om regel- matig opladen van de accu’s, schoon- maken, controle en het installeren van eventueel beschikbare updates. Vrijwel alle archeologen hebben een eigen troffel en schep waaraan ze gewend en waarmee ze vertrouwd zijn. Zo hebben ook steeds meer archeologen een eigen detector. Zo weten ze zeker dat de detector is opgeladen en de instellingen goed staan. Ze kennen de eigenaardigheden/signalen van hun eigen detector door en door en weten daardoor het gereedschap optimaal te gebruiken.

HET ZOEKEN MET EEN METAALDETECTOR VEREIST EEN ONBEZWAARD GEMOED

Ten slotte. Eenmaal goed ingesteld is het zoeken met de juiste digitale metaaldetector vrij eenvoudig. Nu komt het aan op een goede zoektechniek. Helaas is gebleken dat er niet zoveel zoekers zijn met de correcte zoektechniek. Dat zie je overal terug, mensen die kun kostbare energie verbruiken door de zoekspoel veel te hoog te zwaaien, of het nu tijdens een detector dag van een vereniging of bedrijf is, of in archeologische opgravingsput- ten. Dit ondanks het feit dat in elke gebruiksaanwijzing van een metaaldetector de juiste zoektechniek uitgebreid in taal en beeld wordt vermeld. Een goede zoektechniek ontwikkelen vraagt intentie en oefening! Wie aandachtig met een goede techniek zoekt is niet bezig met het maken van meters, het afwerken van stukken of het halen van de deadline van de opgraving. Goed zoeken - met welke perfect ingestelde dure detector dan ook - vraagt een mentale houding van ‘zijn in het hier-en-nu’, en dat vereist een onbezwaard gemoed. Wie zich opgejaagd voelt, hanteert al snel een minder goede zoektechniek en dat leidt tot vermindering van het totaal aantal vondsten met vooral een onder- vertegenwoordiging van de kleinere en lichte voorwerpen.

 

 

 

 

 


Reacties (0)

There are no comments yet, be the first one to comment
Kies uw taal
Kies uw valuta

Mijn account

Wachtwoord vergeten?

Recent toegevoegd

Totaal incl. btw
0,00
Bestel nog voor €100,00 en de verzending is gratis
0
Vergelijk
Start vergelijking

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd

Dit artikel is toegevoegd aan uw winkel wagen!